Shingles kunnen een dak een aanzien geven alsof het een leien dak betreft. Shingles worden echter van een bitumenproduct gemaakt dat aan de bovenkant is afgewerkt met een steenachtig materiaal, zoals leislag. Ze zijn in diverse kleuren leverbaar.
De te verwachten levensduur van de betere huidige shingles is meer dan 20 jaar.
Er zijn diverse soorten en kwaliteiten shingles: de betere hebben een polyestermat-inlage en zijn van gemodificeerd bitumen. Er zijn ook shingles met gestructureerd oppervlak, zoals voor een boomschorseffect.
Shingles zijn te koop als stroken die drie tabs breed zijn. Het leimodel wordt gevormd door de inkepingen aan de onderzijde van de shinglestrook.
Op de verpakking staan vaak de verwerkingsinstructies van de fabrikant. Volg deze instructies op.
De shinglestroken overlappen elkaar dakpansgewijs. De lengte van de over- lap is afhankelijk van de dakhelling. Ook de maten van shingles variëren; de leverancier kan u precies voorrekenen hoeveel shinglestroken er per vierkante meter nodig zijn. Shingles worden aangebracht op daken met een helling van ten minste 15°. Op een dakhelling onder de 20° wordt onder shingles eerst een laag gebitumineerd glasvlies of gebitumineerde polyestermat aangebracht, anders is het dak niet sneeuw- en winddicht.
De onderlaag moet u in horizontale banen aanbrengen en vastzetten met asfaltnagels of geschikte nieten; de overlap tussen de banen is ioo mm. Begin met aanbrengen aan de onder- zijde van het dak, zodat u een dakpansgewijze afdekking krijgt. U moet voldoende nagels aanbrengen, zodat de onderlaag niet afzakt. De tussenafstand van de nagels is ioo mm. De meeste shingles (behalve de heel stijve en dikke) zijn in de fabriek voorzien van kleefpunten en -strips om ze op elkaar te laten vastplakken. Anders bestaat er de kans dat ze bij harde wind opwaaien. Omdat die kleefnokjes al bij maximaal 6o °C voldoende kleefkracht ontwikkelen, zijn ze afgedekt door een strookje gesiliconeerd papier, dat u wegtrekt nadat de shinglestrook op het dak is vastgezet.